De behandeling van obesitas vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Naast voeding en beweging speelt ook medicatie steeds vaker een rol in het behandeltraject. GLP-1 agonisten vormen binnen dit kader een groeiende categorie middelen, vooral bij patiënten met een langdurige hulpvraag. Voor psychologen betekent dit dat zij steeds vaker cliënten begeleiden die gebruik maken van deze middelen, waarbij een goede kennis van het werkingsmechanisme en de psychologische impact essentieel is.
GLP-1 agonisten beïnvloeden onder andere het verzadigingsgevoel en de insulinerespons. Ze worden initieel ingezet bij diabetes type 2, maar inmiddels ook bij mensen met obesitas zonder diabetes. Deze groep patiënten komt vaak terecht in het psychologisch behandelcircuit vanwege onderliggende factoren zoals eetbuistoornissen, stemmingsklachten of een verstoord lichaamsbeeld.
Fysiologische effecten beïnvloeden gedragspatronen
Een belangrijk kenmerk van GLP-1 agonisten is de invloed op het hongergevoel. Veel patiënten geven aan sneller verzadigd te zijn of zelfs een afkeer te krijgen van bepaald voedsel. Dit heeft directe gevolgen voor het eetpatroon, maar ook voor het psychologisch functioneren. Gewoontes die jarenlang zijn opgebouwd, vallen deels weg. Daardoor ontstaan nieuwe gedragingen die niet altijd stabiel of functioneel zijn.
Voor psychologen is het van belang alert te zijn op de manier waarop cliënten omgaan met deze gedragsveranderingen. Minder eten betekent niet automatisch dat het eetprobleem opgelost is. Onderliggende triggers, emotioneel eetgedrag en zelfwaardering blijven een belangrijk onderdeel van de behandeling, ook als het gewicht daalt.
Motivatie en therapietrouw veranderen door medicatiegebruik
De introductie van medicatie kan de motivatie om gedragsverandering door te voeren beïnvloeden. Sommige cliënten beschouwen het middel als een oplossing op zich, waardoor het draagvlak voor psychologische begeleiding vermindert. Anderen ervaren juist meer ruimte om aan zichzelf te werken, omdat het fysieke hongergevoel afneemt en daarmee ook de drang om te eten.
Voor therapeuten is het relevant om te onderzoeken hoe de cliënt het gebruik van medicatie beleeft. Is het een hulpmiddel of een vervanging? Wordt het gebruik besproken binnen de behandelrelatie? Dergelijke vragen helpen om de autonomie en zelfregie van de cliënt centraal te blijven stellen.
Stemmingswisselingen en cognitieve effecten
Bijwerkingen van GLP-1 agonisten zijn meestal mild en gastro-intestinaal van aard, maar psychologische bijwerkingen worden in toenemende mate gemeld. Sommige patiënten ervaren stemmingswisselingen, concentratieproblemen of een afname van energie. Dit kan gevolgen hebben voor het verloop van de behandeling of het dagelijks functioneren.
Het is raadzaam om deze signalen actief te monitoren. Psychologen kunnen een rol spelen in het signaleren en bespreken van veranderingen in stemming of cognitief functioneren. Zeker bij cliënten met bestaande stemmingsstoornissen is het belangrijk onderscheid te maken tussen medicatiegerelateerde klachten en terugkerende psychische symptomen.
Psychosociale gevolgen van gewichtsverlies
Gewichtsverlies leidt niet automatisch tot een positiever zelfbeeld. Veel cliënten merken dat de omgeving anders op hen reageert, wat verwarring kan oproepen. Complimenten over uiterlijk worden soms als ongemakkelijk ervaren, of zetten druk op het behoud van het bereikte resultaat. Daarnaast kunnen bestaande lichaamsbelevingsproblemen blijven bestaan, ook als het gewicht afneemt.
Het proces van gewichtsverlies is niet alleen fysiek, maar ook emotioneel. Psychologen spelen een centrale rol in het begeleiden van dit traject. Acceptatie, zelfbeeld en omgaan met sociale reacties zijn thema’s die aandacht blijven vragen, ook bij succes op de weegschaal.
Toename van medicatiegebruik in psychologische praktijken
Het is aannemelijk dat psychologen in toenemende mate cliënten zien die medicatie zoals Ozempic gebruiken. Deze trend vraagt om basiskennis van werking, bijwerkingen en het psychologische effect. Niet om medicatie te beoordelen of aan te passen, maar om het gesprek met de cliënt te kunnen voeren en passende begeleiding te blijven bieden binnen het bredere behandeltraject.
Samenwerking met artsen en diëtisten is hierbij van meerwaarde. Door informatie uit te wisselen over het verloop van gedrag, stemming en motivatie kan de effectiviteit van de behandeling als geheel verbeteren. Het doel blijft het ondersteunen van duurzame gedragsverandering, ongeacht of deze met of zonder medicatie wordt bereikt.